dinsdag 18 september 2012

Religie & Verkiezingen: vooronderstellingen en gevolgen

Deze tekst is eerder deze week gepubliceerd op The Religion Factor: http://religionfactor.net , een nieuw weblog waarmee ik samen met een aantal collega's van de faculteit en de PThU de academische discussies over religie voor een breder publiek toegankelijk wil maken. Er zullen ongeveer twee keer per week bijdragen worden gepubliceerd over de (soms controversiële) rol van religie in de samenleving. Voor een ieder die geïnteresseerd is, check de site regelmatig, of like of volg ons via Facebook en Twitter!


Hoewel religie nauwelijks een rol heeft gespeeld bij de afgelopen verkiezingen, zullen de gevolgen van de uitslag voelbaar zijn voor personen met een bepaalde religieuze achtergrond. Eén ding lijkt namelijk zeker: deze verkiezingsuitslag betekent het einde van de weigerambtenaar. Want hoewel de VVD en de PvdA op veel punten ver uit elkaar liggen, zijn deze partijen het eens over het thema van de gewetensbezwaarde ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze typische Nederlandse polderoplossing – waarbij het enerzijds mogelijk was voor homostellen om te trouwen, en anderzijds de mogelijkheid open liet voor gewetensbezwaren bij de ambtenaar, waardoor hij of zij niet verplicht was ieder stel te trouwen – lijkt zijn langste tijd gehad te hebben.

Het feit dat homostellen hier mogen trouwen, betekent volgens VVD en PvdA dat iedere ambtenaar bereid moet zijn dit huwelijk te voltrekken, omdat een ambtenaar in overheidsdienst de wet moet uitvoeren. En hoewel dit argument redelijk klinkt, heb ik de afgelopen maanden gemerkt dat deze voorgenomen maatregel deel uitmaakt van een bredere tendens, die pijnlijk is voor een deel van de religieuze burgers. In gesprekken die ik heb gevoerd met protestanten uit de rechterkant van het religieuze spectrum, kwam naar voren dat in deze groep het gevoel leeft dat er vanuit de overheid een zeer negatieve houding ten opzichte van religie is ontstaan. Waar Nederland altijd bekend stond om haar tolerante houding ten opzichte van minderheden, lijkt het orthodox-religieuze minderheidsstandpunt op steeds meer punten te worden ingeperkt door de seculiere overheid.

We leven in een post-seculier tijdperk, en zoals Erin Wilson in de eerste blogpost aangaf, kan ‘post-seculier’ worden opgevat als descriptieve beschrijving van een periode waarin religie een mogelijke optie is naast andere opties. Dit uitgangspunt lijken veel van mijn respondenten te delen en heeft voor hen bepaalde implicaties. De overtuigingen die ten grondslag liggen aan de standpunten van niet-religieuze partijen en aan het seculiere overheidsbeleid, zijn volgens hen net zo ontoetsbaar, niet-wetenschappelijk en irrationeel als hun religieuze overtuiging. Dat verschillende denkers, met name in de filosofisch liberale traditie, ervoor gepleit hebben dat religieuze argumenten geweerd moeten worden uit publieke debatten, is voor mijn respondenten dan ook onbegrijpelijk. Volgens hen is een religieuze overtuiging niet wezenlijk anders dan een socialistische, atheïstische of liberale overtuiging. Geen enkele partij en geen enkele overtuiging kan neutraliteit claimen, omdat zij altijd gebaseerd is op niet-rationele gronden. Eén van mijn respondenten pleitte er dan ook voor dat er in de politiek vaker, in plaats van minder vaak, plaats moet zijn voor de achterliggende overtuigingen.

Wanneer we dan met dit inzicht opnieuw kijken naar het voorbeeld van de weigerambtenaar,  lijkt het niet-religieuze argument wel heel redelijk, maar zijn ook hier bepaalde achterliggende vooronderstellingen. Het belang van de emancipatie van homoseksuelen en de voorrang die wordt gegeven aan het gelijkheidsprincipe boven de vrijheid van godsdienst, liggen ten grondslag aan de overtuiging dat iedere ambtenaar, ongeacht persoonlijke overtuiging, homostellen zou moeten trouwen. Deze vooronderstellingen worden nauwelijks uitgesproken, waardoor het lijkt alsof de argumentatie volstrekt rationeel is, en het religieuze tegenargument irrationeel is. Deze tegenstelling lijkt echter te kort door de bocht, en laat in dit geval zien dat, hoewel religie nauwelijks een openlijke rol heeft gespeeld bij de afgelopen verkiezingen, de achterliggende overtuigingen wel degelijk pijnlijke gevolgen kunnen hebben voor bepaalde religieuze burgers. Het is voor hen te hopen dat er nog iets over is van de ooit zo geprezen Nederlandse tolerantie.

donderdag 1 maart 2012

Enquête Burgerschap en Religie

Na een lange radiostilte waarin ik mijn energie heb gestoken in het ontwikkelen van mijn empirische onderzoek, is het vandaag zo ver: mijn enquête staat online!
Met deze enquête wil ik onderzoeken welke ideeën Nederlandse burgers hebben over Nederlands burgerschap: wat maakt iemand een goede burger en welke elementen zijn essentieel voor burgerschap? Bovendien onderzoek ik hoe door burgers wordt aangekeken tegen de rol van religie in de hedendaagse Nederlandse samenleving. 

Omdat het van groot belang is dat zoveel mogelijk mensen de vragenlijst invullen, zou ik u/je willen vragen de vragenlijst in te vullen en als mogelijk de link te verspreiden onder andere geïnteresseerden.

Dit is de link naar de vragenlijst: https://ugroningenbss.qualtrics.com/SE/?SID=SV_em1OhsfWlOnD8HO


Alvast bedankt voor uw/je hulp!

vrijdag 28 oktober 2011

Dagen in het klooster

                                Is het een nieuw land,
                                in een andere werkelijkheid
                                dan die van de dag?
                                Of heb ik er geleefd,
                                vóór de dag?

                                Ontwaakte,
                                een gewone ochtend met grijs licht
                                weerkaatst van de straat,
                                ontwaakte - 
                                uit de donkerblauwe nacht
                                boven de boomgrens
                                met het schijnsel van de maan op de heide
                                en de bergkam in schaduw.
                                Dacht 
                                aan andere dromen,
                                dacht 
                                aan hetzelfde bergland:
                                tweemaal was ik op de kammen,
                                woonde ik bij het binnenste meer
                                en volgde ik de stroom
                                naar de bronnen.
                                De seizoenen wisselden
                                en het licht
                                en het weer
                                en het uur.
                                Maar het is hetzelfde land.
                                En ik begin de kaart te kennen
                                en de windstreken.

                                Dag Hammarskjöld, 24-08-1961

                                St. Willibrordsabdij Doetinchem, najaar 2011    

woensdag 19 oktober 2011

Onderzoeksfrustraties deel 1: het onvindbare rapport

De eerste grote frustratie van het onderzoek heeft zich aangediend: ik ben al weken op zoek naar een rapport en ik krijg het maar niet te pakken. In de voorbereiding op mijn empirische onderzoek ben ik me zoveel mogelijk aan het inlezen in de thematiek en de reeds beschikbare informatie over de doelgroepen. Een van mijn doelgroepen zijn Turkse, 'orthodoxe' moslims in Nederland, en ik zou ze graag willen interviewen over de relatie tussen hun geloof en hun Nederlandse burgerschap. Nu weet al enige tijd dat er een rapport moet bestaan waarin verslag wordt gedaan van een reeks debatten onder moslims over burgerschap. Maar het rapport in handen krijgen... ho maar. Van het kastje naar de muur, en net zo hard weer terug.

De zoektocht begon met een tip van een collega die betrokken was geweest bij de debatten. Ze gaf me de naam en het e-mailadres van de dame die destijds de bureau-coördinator was van de stichting die de debatten organiseerde. Bij haar zou ik het rapport zeker kunnen opvragen. Haar reactie op mijn e-mail was echter weinig hoopgevend. De letterlijke tekst luidde: "het spijt me maar we hebben destijds een rapport laten schrijven waar ik niet enthousiast over was en wat ik ook niet meer kan vinden.". Bam. Zo gaat dat blijkbaar, je organiseert in opdracht van het ministerie debatten over een belangrijk onderwerp, en als de resultaten niet bevallen, is het document opeens verdwenen... Goed, met zoveel woorden staat het er niet, maar de bereidheid om me te helpen aan het document laat ook te wensen over. Maar ik geef niet op, en krijg van haar een doorverwijzing naar het expertisecentrum Religie en Samenleving van FORUM (instituut voor multiculturele vraagstukken). Daar zouden ze me verder kunnen helpen. Dus ik benader dit expertisecentrum en vertel ze alles wat ik weet over het rapport (dat is nog bijna niets). Na een week wachten (!), ontvang ik een e-mail waarin ze hun hulp aanbieden, maar zeggen dat deze beschrijving 'nog geen belletje doet rinkelen'. Dus ik ga terug naar mijn collega, vraag haar alles wat ze weet, en geef de nieuw verkregen informatie door aan FORUM. Helaas, nog steeds geen belletjes. Niet zo verwonderlijk, want mijn collega had geen idee wat FORUM met deze debatten of het rapport te maken zou moeten hebben. Volgens haar waren de stichting en het ministerie betrokken bij de debatten en niet dit instituut. Ik ben weer terug bij af.

En dus zit er niets anders op dan het ambtenarenapparaat in te duiken en bij de overheid op zoek te gaan naar het document. De debatten zijn in opdracht van het ministerie uitgevoerd, en gesubsidieerd. Er moet dus ook bij het ministerie in het archief een verslag of rapport liggen. Maar ja, ministeries veranderen nog wel eens. En dus zijn de documenten en de personen continu in beweging. Gelukkig kon mijn collega helpen aan een naam en een e-mailadres. Deze persoon is weliswaar de opvolger van de persoon die betrokken was bij de totstandkoming van het rapport, en werkt weliswaar op een ander ministerie, maar toch. Er zit schot in de zaak. Althans, er is nog een (laatste?) mogelijkheid dat ik het rapport in handen krijg. En dus e-mail ik vol goede moed naar deze ambtenaar en leg mijn vraag uit.
Het duurt elf dagen (!) voor er een reactie komt op mijn e-mail. Het goede nieuws is dat deze meneer wel degelijk lijkt te weten waar ik het over heb. Het minder goede nieuws is dat hij niet weet of hij het rapport wel aan mij mag geven... Hij moet eerst nagaan of de wet openbaar bestuur hier van toepassing is. En even later volgt een e-mail waarin hij zegt dat zich in het archief geen verslag van de debatten bevindt. Er is alleen een document gevonden, waarin het ministerie zijn visie geeft over dit thema naar aanleiding van de debatten. Maar als dit dan het document is dat ik zoek, is nog niet zeker of hij het aan me mag geven. Wat is dit voor onzin? Ik doe wetenschappelijk onderzoek, met (grote) maatschappelijke relevantie, dan is het toch niet de vraag of ik toegang mag hebben tot materiaal dat precies over dit onderwerp gaat, en waar het ministerie geld en tijd in heeft geïnvesteerd?! Voor wie zijn deze visie-documenten dan wel? En, buiten dat, waarom is het onmogelijk om een verslag van de debatten te pakken te krijgen? Ik word nu, als ik geluk heb, afgescheept met een visiedocumentje, terwijl de betrokken personen bij de organiserende stichting het hebben over een eindrapport. Er is vanuit verschillende kanten destijds een heleboel moeite gedaan om de debatten te organiseren, en het rapport daarvan is nu onvindbaar. Of wordt moedwillig achtergehouden. Wat een verspilling van geld en energie, als met die informatie nu niets meer mag worden gedaan!

Voorlopig zit er niets anders op dan te wachten tot deze meneer heeft uitgezocht of de stukken aan de wetenschap mogen worden toevertrouwd. En deze eerste onderzoeksfrustratie te delen met de buitenwereld. Wie weet levert dat nog iets op. Het lucht in ieder geval op!

woensdag 12 oktober 2011

Dromen najagen

A goal should excite you a lot and scare you a little  -  Bob Procter

Stel je voor: er is een jong, ambitieus stel met een droom. Hij is professioneel musicus, speelt klassieke werken, hypermoderne klassieke werken en is een bevlogen dirigent. Hij houdt van cross-overs; van projecten met muziektheater, poëzie en muziek, film en muziek, en van klassieke muziek met elektronica. Hij is remplaçant bij verschillende Nederlandse orkesten, is een gewaardeerde speler in kleinere bezettingen en is mede-oprichter van een veelbelovend ensemble.
Zij studeerde cultuur- en godsdienstpsychologie en filosofie en is op het moment bezig met een promotieonderzoek naar de relatie tussen religieuze waarden en Nederlandse burgerschapswaarden. Ze heeft jaren als vrijwilliger op een basisschool gewerkt, was docent Statistiek en Methoden aan de universiteit, is regelmatige bezoeker van stilte-meditatie-weekenden in een klooster in het oosten van het land, en was mede-organisator van filosofische café-avonden.

Samen liepen ze in 2009 van Zuid-Frankrijk naar Santiago de Compostela, om een droom na te jagen. Samen gingen ze de uitdaging aan, hebben ze ervaren hoe het is om te lopen op een historisch pad, waar het voelbaar is dat miljoenen pelgrims ze zijn voorgegaan. Ze weten hoe het is om de scepsis van hun omgeving te weerleggen, hoe de passie die ze hebben hun doorzettingsvermogen heeft gevoed, dag op dag op dag in de verzengende hitte op de Spaanse hoogvlakte. Deze passie en dit doorzettingsvermogen heeft ze gebracht naar Santiago, en verder, naar 'het einde van de aarde', waar ze hun tocht volbrachten. Maar daar stopt het dromen niet. Het bereiken van het doel bleek, zoals cliché in pelgrimsverhalen, geen doel op zich te zijn. Geen einde van een reis, hoogstens een afsluiting van een eerste fase.

En nu is het tijd voor fase twee. Er is een nieuwe droom: een kerkgebouw om in te wonen en werken. Een leefplaats in een historisch pand, met de ruimte en de mogelijkheden om een muziekcentrum op te zetten, een cultureel ontmoetingspunt te creëren, lezingen en filosofische debatavonden te organiseren, en vooral verder te dromen. Hoe ze dat gaan doen? Geen idee nog. Maar als je goede tips hebt hoe ze hun droom kunnen realiseren, of als je altijd al mecenas wilde zijn, zullen ze dankbaar zijn en laten zien dat dromen ook in deze tijd tot grootse daden kan leiden!

maandag 19 september 2011

Het 'boerkaverbod', cultuurrelativisme en een lesje morele psychologie

Op 6 september j.l. sprak Frits Bolkestein de H.J. Schoo-lezing 2011 uit, waarin hij de superioriteit van de westerse beschaving boven die van de islamitische wereld veronderstelt. Met dit uitgangspunt bepleit hij vervolgens dat het Nederlandse integratiebeleid veel meer gericht zou moeten zijn op fundamentele westerse, democratische waarden. Een antwoord op deze oproep van Bolkestein kwam afgelopen week, toen de ministerraad instemde met het wetsvoorstel om het dragen van gelaatsbedekkende kleding in de openbare ruimte te verbieden. In het officiële persbericht worden twee redenen gegeven voor dit verbod: enerzijds is het dragen van gelaatsbedekkende kleding "in strijd met het karakter van het publiek verkeer", en anderzijds is het "strijdig met de uitgangspunten van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen".  Ondanks het feit dat het wetsvoorstel nog naar de Raad van State en de Tweede Kamer moet, ontstond er deze week grote ophef over dit nieuws. De meningen van bekend en onbekend Nederland gingen alle kanten op; van discriminatie van moslimvrouwen tot afbreuk aan de liberale Nederlandse traditie, van de overtreding van het recht op godsdienstvrijheid, tot bescherming van de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Wat ik heb gemist in deze overvloed aan meningen en morele oordelen, is een pas op de plaats en een analyse van welk belang we hechten aan de verschillende thema's die bij dit onderwerp aan bod komen. Als er verschillen zijn in opvattingen, is dat volgens sommige partijen genoeg reden om een kant te moeten kiezen en de andere kant over de streep te trekken. Al dan niet vrijwillig. Pluraliteit in overtuigingen betekent niet dat er verschillende interpretaties of visies zijn, die alle een zekere waarheid of belang kunnen hebben, maar betekent veeleer dat de ene partij de waarheid kent en de andere niet. Een voorbeeld: de PVV schrijft in haar laatste verkiezingsprogramma (voorjaar 2010) dat "de elites in de politiek een cultuurrelativisme aanhangen waarin iedere cultuur en de bijbehorende waarden gelijk zijn". Volgens de partij is dit funest voor onze Nederlandse samenleving. Verschillende culturen brengen immers verschillende overtuigingen en morele opvattingen met zich mee, en die verhouden zich moeizaam tot onze Nederlandse opvattingen. En aangezien we in Nederland wonen, dient iedereen de Nederlandse moraal te onderschrijven.

Ik wil hier graag drie opmerkingen over maken, waarmee ik iets meer besef en nuance wil aanwakkeren.
Ten eerste is er een onderscheid tussen gelijkheid en gelijkwaardigheid en tussen culturen en individuen. De opmerking dat de Nederlandse politieke elites menen dat iedere cultuur en de bijbehorende waarden gelijk zijn, lijkt me onjuist. Natuurlijk zijn culturen niet gelijk, iedereen kan zien dat er cultuurverschillen bestaan. Een interessante vraag is of de Nederlandse politiek van mening is dat alle culturen gelijkwaardig zijn en daarmee een cultuurrelativisme aanhangt. Zelfs die vraag zou ik niet onmiddellijk met 'ja' durven beantwoorden. Het is steeds minder opvallend als politici openlijk uitspreken dat ze de westerse cultuur superieur achten, zoals Bolkestein deed in zijn lezing. Hiermee lijkt ook de gelijkwaardigheid van culturen niet meer een vanzelfsprekende vooronderstelling in het politieke en publieke debat. Een ander verhaal is het wanneer het gaat om individuen. Voor de grondwet is iedere Nederlandse staatsburger gelijk. Dit betekent dat iedereen als burger gelijke rechten en plichten heeft, die in de wet zijn vastgelegd. De vraag is echter wat dit betekent voor de verschillende overtuigingen van de burgers. Wat doen we wanneer de verschillende waarden van burgers botsen?

Die vraag brengt me tot mijn tweede punt: het verschil tussen moreel en conventioneel. Mensen kunnen over allerlei uiteenlopende zaken verschillende meningen hebben. Dit kan leiden tot kleine woordenwisselingen of tot grote conflicten. Een van de belangrijkste oorzaken voor het onstaan van dergelijke conflicten over meningsverschillen, is het belang dat we hechten aan ons oordeel. Stel je voor dat iemand op straat zomaar wordt aangevallen. Jij vindt dit verschrikkelijk. Maar dat is niet alles, jij kunt je niet voorstellen dat andere mensen dit niet verschrikkelijk vinden en zou het ten sterkste afkeuren als iemand wel een andere mening hierover heeft. Wanneer dit het geval is, heb je een moreel oordeel over de situatie. Je vindt dat iedereen deze situatie zou moeten afkeuren. Het kan echter ook zo zijn dat jij een bepaalde actie afkeurt, maar tegelijkertijd begrijpt dat andere mensen daarop anders reageren, en dat je dat ook prima vindt. In dat geval heb je een conventioneel oordeel. Het goed- of afkeuren van een bepaalde actie is dan niet een absoluut gegeven, maar is afhankelijk van conventies.

Het derde punt dat ik hier wil maken is dat er geen eenduidigheid bestaat over de vraag wanneer een bepaalde actie een moreel of een conventioneel oordeel 'verdient', en dat er bovendien cultuurverschillen bestaan op dit punt. In de huidige discussies over Nederlandse waarden wordt door sommige partijen de suggestie gewekt dat ieder meningsverschil met een moreel oordeel moet worden 'opgelost'. Maar wanneer nu twee partijen een tegengesteld moreel oordeel hebben, is er sprake van een patstelling. Dat is ook wat er gebeurt met de boerka-kwestie. De ene partij vindt het verbod een aantasting van de vrijheid van godsdienst, terwijl de andere partij de boerka ziet als een aantasting van de gelijkheid van man en vrouw. Twee morele oordelen, die hun 'eigen' vrijheids- of gelijkheidsbeginsel als absoluut zien. Nu wil ik hier helemaal niet beweren dat het beter zou zijn als we allemaal een conventioneel oordeel zouden vellen, en bij botsende waarden-kwesties altijd iedere andere mening moeten accepteren. Ik denk echter wel dat het van belang is om je bewust te zijn van het belang dat je toekent aan je eigen oordeel en aan dat van anderen. En dat we onderscheid maken tussen wat we echt belangrijk vinden en wat iets minder belangrijk is. Want als we kijken naar thema's rondom de kwestie van geloof en integratie, is er toch een onderscheid tussen het dragen van een boerka en het wel of niet geven van een hand, tussen het niet op de kieslijst toelaten van vrouwen en vrouwenbesnijdenis? Of niet?

maandag 15 augustus 2011

Gedeelde waarden en goed burgerschap

Na een -al zeg ik het zelf - welverdiende vakantie, ligt mijn onderzoek nog precies zo op me te wachten als ik het achterliet. Aan de ene kant is dat fijn; het zal je maar gebeuren dat er in de loop van je promotieonderzoek opeens een boek verschijnt dat precies de vragen beantwoordt die jij behandelt in je onderzoek en waarin ook nog eens dingen staan waaraan je zelf nog niet had gedacht. Aan de andere kant had ik stiekem gehoopt dat een korte break ervoor zou zorgen dat bepaalde wezenlijke vragen in een ander licht zouden komen te staan en daardoor ofwel minder prangend zouden worden, ofwel beantwoord zouden zijn. Helaas, dat bleek wishful thinking. De vragen zijn er nog. En een korte zoektocht in Nederlandse politieke literatuur liet me bovendien realiseren dat de vragen niet echt nieuw zijn en opmerkelijk genoeg nog vrijwel hetzelfde zijn als aan het eind van de vorige eeuw.

Zo las ik de afgelopen dagen het boek 'Tegen de islamisering van onze cultuur', van Pim Fortuyn (naar aanleiding van de analyse van Maarten van Rossum). Het is fascinerend om te lezen dat, hoewel we inmiddels bijna 15 jaar verder zijn (het boek verscheen in 1997), dezelfde thema's en dezelfde vragen actueel zijn. Fortuyn verzet zich tegen het cultuurrelativisme dat volgens hem bezit heeft genomen van de Nederlandse samenleving en een negatieve uitwerking heeft op de integratie van nieuwkomers uit met name islamitische landen. Los van het feit dat zijn lezing van de islamitische nieuwkomers en het islamitisch fundamentalisme naar mijn mening niet juist is, is het interessant om te zien welke oplossingen hij aandraagt voor een geslaagde integratie van personen met een andere culturele achtergrond dan de westerse of Europese. Hij gaat op zoek naar gedeelde waarden die essentieel zijn voor de Nederlandse samenleving en naar de definitie van de multiculturele samenleving, zoals we die zouden wensen. Hij vraagt om een open debat, waarin we met elkaar de dialoog aangaan: "Natuurlijk zijn opvattingen over hetgeen een multiculturele samenleving dient in te houden normatief, maar daarmee hoeft het debat nog niet moralistisch te zijn en te worden bepaald door één normatief concept daarvan. In beginsel zijn alle opvattingen in het debat daarover mogelijk en welkom, waarna men probeert tot een definitie te komen die zo breed mogelijk wordt gedragen.".

Het interessante aan deze visie van Fortuyn is dat dit een visie is die in de huidige politiek nauwelijks wordt vertegenwoordigd. Natuurlijk zegt iedere politicus dat hij de stem van het volk verwoordt, maar in beleidsnota's of verkiezingsprogramma's zien we nergens dat een politieke partij voorstander is van een breed maatschappelijk debat naar de gedeelde waarden van onze samenleving of naar de definitie van de multiculturele samenleving. De verwijzing naar de stem van het volk lijkt veel meer een uiting te zijn van het belang niet alleen de hogeropgeleiden te betrekken bij de politiek. Dat 'het volk' echter geen enkelvoudige categorie is en dat er door verschillende individuen en bevolkingsgroepen heel verschillend gedacht wordt over belangrijke thema's als integratie en de toekomst van het multiculturele Nederland, wordt daarbij stelselmatig over het hoofd gezien. Fortuyn sluit voor wat betreft zijn pleidooi voor een open discussie veel meer aan bij de wetenschappelijke burgerschapsliteratuur, waar in de afgelopen decennia steeds meer naar voren is gebracht dat het discursieve proces een belangrijke voorwaarde is voor goed burgerschap: complexe noties  als burgerschap en de multiculturele samenleving  kunnen niet van bovenaf worden opgelegd, maar dienen van onderaf te worden opgebouwd en besproken. In de beleidsnota's van de afgelopen jaren zien we echter het omgekeerde gebeuren. Burgerschap wordt steeds verder ingevuld, de multiculturele samenleving wordt als mislukt beschouwd. Consequentie van deze houding is dat in de integratienota's van de afgelopen jaren steeds meer wordt verwacht en ge-eist van burgers. Het is niet voldoende dat iedereen zich houdt aan de wet. Men dient ook de taal te spreken, zich in te zetten voor de samenleving, zelfredzaam te zijn, en niet onbelangrijk, de essentiële Nederlandse waarden te omarmen. Hier zijn we dus weer terug bij Fortuyn, die ook het belang van de waarden inzag. Maar waar Fortuyn uitging van de kracht van een open debat, wordt in de huidige nota's steeds meer als vanzelfsprekend verondersteld waaraan we moeten voldoen, zonder dit overigens uit te werken en te expliciteren.

En dat roept opnieuw de vraag op waar Fortuyn ook al naartoe wilde: welke waarden zijn essentieel in de Nederlandse samenleving? Waaraan moet iedere burger voldoen? Wat verwachten we van onszelf en van elkaar? In een van de linked-in groepen waar ik lid van ben startte vorige week een discussie precies over deze vraag naar de kernwaarden van de 21e-eeuwse Nederlandse samenleving. Een antwoord is er nog niet :) Gelukkig heb ik nog drie jaar de tijd om me hier verder druk over te maken, hopelijk in een open dialoog met heel veel mensen!