maandag 19 september 2011

Het 'boerkaverbod', cultuurrelativisme en een lesje morele psychologie

Op 6 september j.l. sprak Frits Bolkestein de H.J. Schoo-lezing 2011 uit, waarin hij de superioriteit van de westerse beschaving boven die van de islamitische wereld veronderstelt. Met dit uitgangspunt bepleit hij vervolgens dat het Nederlandse integratiebeleid veel meer gericht zou moeten zijn op fundamentele westerse, democratische waarden. Een antwoord op deze oproep van Bolkestein kwam afgelopen week, toen de ministerraad instemde met het wetsvoorstel om het dragen van gelaatsbedekkende kleding in de openbare ruimte te verbieden. In het officiële persbericht worden twee redenen gegeven voor dit verbod: enerzijds is het dragen van gelaatsbedekkende kleding "in strijd met het karakter van het publiek verkeer", en anderzijds is het "strijdig met de uitgangspunten van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen".  Ondanks het feit dat het wetsvoorstel nog naar de Raad van State en de Tweede Kamer moet, ontstond er deze week grote ophef over dit nieuws. De meningen van bekend en onbekend Nederland gingen alle kanten op; van discriminatie van moslimvrouwen tot afbreuk aan de liberale Nederlandse traditie, van de overtreding van het recht op godsdienstvrijheid, tot bescherming van de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Wat ik heb gemist in deze overvloed aan meningen en morele oordelen, is een pas op de plaats en een analyse van welk belang we hechten aan de verschillende thema's die bij dit onderwerp aan bod komen. Als er verschillen zijn in opvattingen, is dat volgens sommige partijen genoeg reden om een kant te moeten kiezen en de andere kant over de streep te trekken. Al dan niet vrijwillig. Pluraliteit in overtuigingen betekent niet dat er verschillende interpretaties of visies zijn, die alle een zekere waarheid of belang kunnen hebben, maar betekent veeleer dat de ene partij de waarheid kent en de andere niet. Een voorbeeld: de PVV schrijft in haar laatste verkiezingsprogramma (voorjaar 2010) dat "de elites in de politiek een cultuurrelativisme aanhangen waarin iedere cultuur en de bijbehorende waarden gelijk zijn". Volgens de partij is dit funest voor onze Nederlandse samenleving. Verschillende culturen brengen immers verschillende overtuigingen en morele opvattingen met zich mee, en die verhouden zich moeizaam tot onze Nederlandse opvattingen. En aangezien we in Nederland wonen, dient iedereen de Nederlandse moraal te onderschrijven.

Ik wil hier graag drie opmerkingen over maken, waarmee ik iets meer besef en nuance wil aanwakkeren.
Ten eerste is er een onderscheid tussen gelijkheid en gelijkwaardigheid en tussen culturen en individuen. De opmerking dat de Nederlandse politieke elites menen dat iedere cultuur en de bijbehorende waarden gelijk zijn, lijkt me onjuist. Natuurlijk zijn culturen niet gelijk, iedereen kan zien dat er cultuurverschillen bestaan. Een interessante vraag is of de Nederlandse politiek van mening is dat alle culturen gelijkwaardig zijn en daarmee een cultuurrelativisme aanhangt. Zelfs die vraag zou ik niet onmiddellijk met 'ja' durven beantwoorden. Het is steeds minder opvallend als politici openlijk uitspreken dat ze de westerse cultuur superieur achten, zoals Bolkestein deed in zijn lezing. Hiermee lijkt ook de gelijkwaardigheid van culturen niet meer een vanzelfsprekende vooronderstelling in het politieke en publieke debat. Een ander verhaal is het wanneer het gaat om individuen. Voor de grondwet is iedere Nederlandse staatsburger gelijk. Dit betekent dat iedereen als burger gelijke rechten en plichten heeft, die in de wet zijn vastgelegd. De vraag is echter wat dit betekent voor de verschillende overtuigingen van de burgers. Wat doen we wanneer de verschillende waarden van burgers botsen?

Die vraag brengt me tot mijn tweede punt: het verschil tussen moreel en conventioneel. Mensen kunnen over allerlei uiteenlopende zaken verschillende meningen hebben. Dit kan leiden tot kleine woordenwisselingen of tot grote conflicten. Een van de belangrijkste oorzaken voor het onstaan van dergelijke conflicten over meningsverschillen, is het belang dat we hechten aan ons oordeel. Stel je voor dat iemand op straat zomaar wordt aangevallen. Jij vindt dit verschrikkelijk. Maar dat is niet alles, jij kunt je niet voorstellen dat andere mensen dit niet verschrikkelijk vinden en zou het ten sterkste afkeuren als iemand wel een andere mening hierover heeft. Wanneer dit het geval is, heb je een moreel oordeel over de situatie. Je vindt dat iedereen deze situatie zou moeten afkeuren. Het kan echter ook zo zijn dat jij een bepaalde actie afkeurt, maar tegelijkertijd begrijpt dat andere mensen daarop anders reageren, en dat je dat ook prima vindt. In dat geval heb je een conventioneel oordeel. Het goed- of afkeuren van een bepaalde actie is dan niet een absoluut gegeven, maar is afhankelijk van conventies.

Het derde punt dat ik hier wil maken is dat er geen eenduidigheid bestaat over de vraag wanneer een bepaalde actie een moreel of een conventioneel oordeel 'verdient', en dat er bovendien cultuurverschillen bestaan op dit punt. In de huidige discussies over Nederlandse waarden wordt door sommige partijen de suggestie gewekt dat ieder meningsverschil met een moreel oordeel moet worden 'opgelost'. Maar wanneer nu twee partijen een tegengesteld moreel oordeel hebben, is er sprake van een patstelling. Dat is ook wat er gebeurt met de boerka-kwestie. De ene partij vindt het verbod een aantasting van de vrijheid van godsdienst, terwijl de andere partij de boerka ziet als een aantasting van de gelijkheid van man en vrouw. Twee morele oordelen, die hun 'eigen' vrijheids- of gelijkheidsbeginsel als absoluut zien. Nu wil ik hier helemaal niet beweren dat het beter zou zijn als we allemaal een conventioneel oordeel zouden vellen, en bij botsende waarden-kwesties altijd iedere andere mening moeten accepteren. Ik denk echter wel dat het van belang is om je bewust te zijn van het belang dat je toekent aan je eigen oordeel en aan dat van anderen. En dat we onderscheid maken tussen wat we echt belangrijk vinden en wat iets minder belangrijk is. Want als we kijken naar thema's rondom de kwestie van geloof en integratie, is er toch een onderscheid tussen het dragen van een boerka en het wel of niet geven van een hand, tussen het niet op de kieslijst toelaten van vrouwen en vrouwenbesnijdenis? Of niet?