vrijdag 22 april 2011

Priming: hoe je onbewust wordt aangezet tot handelen

De laatste jaren schieten de boeken en onderzoeksresultaten als paddestoelen uit de grond: we weten eigenlijk helemaal niet waarom we de dingen doen die we doen. Ons brein beslist alles al. Van de schokkende resultaten van Benjamin Libet over de vrije wil in de jaren tachtig tot de bestsellers van Dick Swaab en Ab Dijksterhuis. De wetenschappers lijken het erover eens: de verklaringen die we geven voor ons handelen zijn mooie verzinsels, maar geven ons een schijn-macht. Eigenlijk worden de meeste beslissingen onbewust gemaakt en weten we helemaal niet waarom we de dingen doen die we doen. (Over de vragen wie 'wij' dan zijn, en waarom ons onbewustzijn kennelijk geen onderdeel van het 'wij' is, volgt ongetwijfeld in een later schrijven nog meer).

Ondanks twijfels over de juiste interpretatie van de onderzoeksresultaten en de houdbaarheid van de conclusies, heb ik de kracht van priming aan den lijve ondervonden. Zoals ik in een eerdere blog aangaf, wilde ik graag een pelgrimstocht lopen. Ik was gefascineerd geraakt door de Camino de Santiago, en wilde daarom zelf graag ervaren hoe het zou zijn om een dergelijke tocht te maken. Ik had mezelf niet echt afgevraagd waar deze wens, zo plotseling, vandaan was gekomen. Waarom wilde ik eigenlijk gaan lopen? Ik ben helemaal geen wandelaar. En waarom juist de Camino de Santiago? Ik ben helemaal niet katholiek opgevoed.
Pas bij thuiskomt begreep ik hoe mijn onbewustzijn me had gemanipuleerd (want pas achteraf vallen die dingen dan op). Al vijf jaar lang keek ik iedere dag tegen het woord 'pelgrim' aan, de merknaam van de afzuigkap, waaronder ik iedere dag stond te koken. Al vijf jaar lang was ik dagelijks geprimed om te gaan pelgrimeren. Geen wonder dat ik op een dag daadwerkelijk op pad ging. En zelfs de keuze voor deze specifieke pelgrimstocht had niets te maken met mijn eigen overtuigingen of met de praktische voordelen van deze route boven alle andere pelgrimages. Het kon namelijk niet missen dat ik naar Santiago zou lopen. Waar de Windows-gebruiker over het algemeen Internet Explorer gebruikt (waarbij explorer natuurlijk ook als priming-materiaal kan worden gezien), werk ik al jaren op mijn Apple met Camino. Camino, het Spaanse woord voor 'weg'. En als het gaat over dé Camino, bedoelen de Spanjaarden de middeleeuwse route naar het graf van de apostel Jacobus (wat overigens de tweede naam van mijn schoonvader is). Onbewust heb ik me jaren laten beïnvloeden om deze tocht te maken. Om er vervolgens pas bij thuiskomst achter te komen dat mijn motivatie nooit vanuit mijn bewuste 'ik' is gemaakt, maar mij is opgedrongen door de keukenapparatuur en software op mijn computer.

En toch begrijp ik het niet helemaal: wat heeft de fabrikant van mijn afzuigkap eraan gehad om mij op pelgrimstocht te sturen?

maandag 4 april 2011

Religie in het publieke domein

"Niet lopen 'beschouwen' van onze belastingcentjes alstublieft! U wordt uitstekend betaald om uw werk te doen." (reactie op www.powned.nl)

Dit was een van de vele reacties op de oproep voor een beschouwend debat over de scheiding tussen kerk en staat, die Jeanine Hennis-Plasschaert laatst deed in dagblad De Pers. Vanuit de Tweede Kamer is gereageerd door inderdaad een debat te laten plaatsvinden, en Tofik Dibi heeft zelfs de mogelijkheid geopperd om voorafgaand aan dit debat een hoorzitting met deskundigen over het thema te houden. Dat dit onderwerp niet alleen in politiek Den Haag op de agenda staat, maar ook leeft in de maatschappij, is te zien aan de hoeveelheid reacties op social media, in opiniestukken en in reacties op verschillende websites. In dit publieke debat, dat zich voor een belangrijk deel afspeelt op het internet, lijkt vooral de vraag naar de rol van religie in de publieke ruimte centraal te staan. De hoofddoek achter het loket van het gemeentehuis, of in de Hema, de gereformeerde school die een homoseksuele leraar ontslaat, of de katholieke school die een leerlinge verbiedt een hoofddoek te dragen. Hoewel deze onderwerpen niet allemaal op hetzelfde niveau spelen, en ook niet allemaal vallen onder de scheiding tussen kerk en staat, zijn ze wel allemaal gerelateerd aan het thema van de rol van religie in de publieke ruimte. Bij het lezen van de vele reacties en opinies op het internet, viel het me op dat de reacties zijn in te delen in drie standpunten.

Aan de ene kant vinden we de uitgesproken liberalen (niet gelijk te stellen aan de liberalen van de VVD), die van mening zijn dat iedereen vrij is en vrij moet zijn, en wel op ieder mogelijk terrein. De enige grenzen aan de vrijheid van een individu worden gegeven door de grondwet. Een hoofddoek achter een loket moet kunnen, net als het vermijden van een loket waarachter een vrouw met hoofddoek zit. Vrijheid van expressie en vrijheid van meningsuiting staan voorop in deze visie en of deze mening of expressie nu religieus gefundeerd wordt of niet, doet niet ter zake. Een religieuze overtuiging wordt in deze visie opgevat als mening naast andere meningen. Niets meer, niets minder:
"Als een man van mening is dat hij mij geen hand wil geven is dat zijn goed recht. Zo is het mijn goed recht om deze man niet in mijn omgeving te accepteren."
"Laat iedereen zich a.u.b. tooien met wat men ook maar wil: bolhoedjes, cowboyhoeden, rastamutsjes, carnavalssteken, hoelarokjes, schoudervullingen, indianentooien, keppeltjes, wat dan ook!" (reacties op www.nujij.nl)

De tweede visie is die van de voorstanders van het uitbannen van religie uit het publieke domein. De aanhangers van deze visie zijn voor een radicale scheiding tussen publiek en privé en zijn veelal van mening dat religie een privé-zaak is, die zich alleen binnenshuis mag afspelen. In de publieke ruimte, die begint bij de drempel van de voordeur, zijn religieuze symbolen of uitingen niet gepast. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende religieuze stromingen of uitingen, en veelal ook niet tussen de verschillende domeinen waarin religieuze symbolen worden geuit. Men beroept zich voor dit standpunt vaak op de veelgehoorde scheiding tussen kerk en staat, waarbij het argument klinkt dat we in een seculiere staat leven, waarbinnen religieuze uitingen dus geen plaats hebben. Het Franse model van de laïcité wordt als nastrevenswaardig gezien:
"Strikte scheiding van kerk/moskee/synagoge en staat. Ik wens neutraal bejegend te worden door ambtenaren aan de balie, dus geen religieuze symbolen. Ook geen overheidsgeld meer voor religieuze indoctrinatie van kinderen. Dus, afschaffing van het confessioneel (bijzonder) onderwijs. Ook in winkels wil ik eigenlijk niet lastig gevallen worden met de persoonlijke overtuigingen van winkelbedienden." (reactie op www.trouw.nl) 

De derde visie die in deze internetdebatten naar voren komt, is de anti-islam visie. Voortbordurend op het geluid van de PVV, zie ik vooral op de rechts-georiënteerde actualiteitensites een grote groep mensen die van mening is dat islamitische symbolen en uitingen niet in het Nederlandse publieke debat thuishoren. De voorstanders van deze visie wijzen met name op de zogenaamde joods-christelijke traditie, die Nederland gevormd heeft. De islamitische waarden passen volgens hen niet bij deze Nederlandse traditie, en worden als bedreigend beschouwd. In navolging van PVV-uitspraken gaat het vooral om de 'islamisering van de maatschappij' die we moeten tegengaan. Het meestbesproken onderwerp binnen deze visie is die van de hoofddoek in de publieke ruimte. Er worden twee argumenten gegeven voor het verbieden van de hoofddoek in publieke functies. Enerzijds wordt de hoofddoek gezien als een symbool van onderdrukking van vrouwen, wat ingaat tegen onze Nederlandse waarden. Anderzijds is de hoofddoek een niet-representatief hoofddeksel, dat net als een petje of muts niet wordt geaccepteerd in publieke functies. In deze visie lopen dus twee opvattingen over de hoofddoek door elkaar. Aan de ene kant wordt de hoofddoek gezien als religieus symbool, en als zodanig niet geaccepteerd, en aan de andere kant wordt de hoofddoek gezien als kledingstuk, waarover een werkgever regels kan opstellen. In deze laatste opvatting wordt het religieuze fundament voor de hoofddoek dus genegeerd. Onderstaande reactie op de uitspraak van de rechter over het verbieden van een hoofddoek op een katholieke school, laat deze dubbele benadering duidelijk zien:
"Dit besluit van de rechter geeft hoop voor de toekomst om onze eigen cultuur te kunnen behouden. Buiten dat ik het geen gezicht vind, vrouwen met al die hoofddoeken op straat enz., wordt nu eindelijk duidelijk gemaakt dat wij hier al die geloofsuitingen niet hoeven te accepteren."(reactie www.elsevier.nl)

Het is opmerkelijk dat in deze discussie maar weinig nadruk wordt gelegd op de bepalende rol van religie voor de mensen die hun religiositeit willen uitdragen. Ik realiseer me dat dit te maken kan hebben met de selectie van websites die ik heb bezocht. Toch worden ook op sites als maroc.nl en eo.nl weinig opmerkingen gemaakt die op deze manier een bijdrage leveren aan het debat. De vrijheid om je geloof uit te dragen wordt veelal bepleit binnen de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, maar hierin wordt weinig gerefereerd naar de bepalende rol van religie voor de identiteit en voor de vorming van een moreel kompas. De enigen die hierop wijzen, lijken in de kampen van de tegenstanders te zitten. Maar door deze tegenstanders wordt dit juist als negatief gevolg van religie gezien. En volgens hen mag religie geen rol spelen in het publieke domein, omdat religieuze argumenten niet voor iedereen geldig zijn.

Als bijdrage aan het debat zou ik willen wijzen op een mogelijke vierde benadering, die naar mijn mening beter aansluit bij de vragen en problemen in de maatschappij en bovendien het belang van religie onderkent. Wanneer we kijken naar de moderne Nederlandse samenleving, is pluriformiteit een van de meest wezenlijke kenmerken. Deze pluriformiteit komt op vele terreinen naar voren, maar zeker ook op het gebied van levensbeschouwing. Hét kenmerk van een samenleving is, het woord zegt het al, dat we samen leven. Maar omdat er verschillende overtuigingen in de maatschappij vertegenwoordigd zijn, ontstaan er spanningen en botsingen tussen verschillende mensen of verschillende groepen mensen. De vraag die we onszelf moeten stellen is dus, hoe kunnen we samen leven met deze verscheidenheid aan overtuigingen, én hoe kunnen we tegelijkertijd erkennen dat religie een identiteitsbepalende functie heeft? Naar mijn mening is dit niet door religie uit het publieke domein proberen te bannen, of door het expliciet uiten van en bepaalde religie te verbieden of te belasten. Maar de totale vrijheid van de radicale liberaal biedt volgens mij ook geen uitkomst wanneer er spanningen in de samenleving ontstaan door het botsen van verschillende overtuigingen. Er moet een middenweg worden gevonden tussen onverschilligheid aan de ene kant en repressie aan de andere kant.

De Amerikaanse pragmatist Jeffrey Stout geeft een invulling van deze middenweg, waarin religie wel degelijk een rol mag hebben in de overtuiging van mensen, maar in het publieke domein niet mag ingaan tegen onze democratische traditie. Individuen staan in verschillende tradities, die vormend zijn voor hun identiteit en overtuigingen. Deze tradities mogen en zullen altijd een rol spelen in de argumentatie van de aanhangers. Wanneer we ons in het publieke debat mengen, mogen echter religieuze argumenten nooit ingaan tegen onze democratische traditie, die voor ons samen-leven van doorslaggevende waarde is. Zo wordt door Stout een kader geschetst waarbinnen religieuze argumenten mogelijk zijn. Dit kader is echter geen vaststaand gegeven, maar moet worden opgevat als een dynamisch proces, dat voortdurend doorgaat. Het beschouwende debat dat binnenkort in de Tweede Kamer wordt gevoerd, lijkt me een uitgelezen kans om dit proces voort te zetten en opnieuw richting te geven.