maandag 21 maart 2011

De joods-christelijke traditie

Het is opmerkelijk hoe trending topics ontstaan. Tot een week geleden had ik nooit nagedacht over hoe je het beste een kikker zou kunnen koken. En nu? Je kunt de televisie niet aanzetten of een avondje ontspannen naar het theater gaan of er wordt gesproken over het koken van kikkers. Inmiddels ben ik een van-horen-zeggen-expert. Het koken van een levende kikker is tegengesteld aan het koken van pasta. Meer wil ik er niet over kwijt. Mijn eerste reactie was: wie heeft dit ooit, serieus, in een klein pannetje op zijn gasfornuis geprobeerd? Tot ik terugdacht aan mijn horeca-ervaring bij Chinees-Indisch restaurant Hongkong. Nu waren kikkerbilletjes weliswaar niet zo populair (voor mij graag... ehh... nummer 67, de baaabi pan-gan?), maar zo af en toe liep ik toch met wankele knieën, hopend dat alle borden zouden blijven liggen, naar een tafeltje met nette mensen die de kikkerbilletjes hadden besteld. Een delicatesse, weet je wel? Terugdenkend aan deze momenten, zag ik voor me hoe de koks levende kikkers in pannen met lauw water leggen. Bah. Ik moet er niet aan denken. En het troost ook niet echt wanneer je erachter komt dat kikkerbilletjes niet worden afgesneden nadat de kikker gedood is... Gelukkig heeft dit kabinet geld vrijgemaakt voor de dierenpolitie! O, die was hiervoor niet bedoeld. Het koken van kikkers hoort immers bij onze joods-christelijke traditie...

Ook deed deze plotselinge trend van het wereldkundig maken van de beste tactieken voor dierenmishandeling me denken aan een vakantie van vroeger. We stonden op een camping in Italië en ik schuifelde op mijn hurken rond de tent, op zoek naar bijzonderheden. Plotseling zag ik hem. Een hagedis (of iets dat daarop lijkt). Nu had ik wel eens gehoord dat een hagedis zijn staart kon loslaten als hij in gevaar was, en dat er dan weer een nieuwe staart aangroeide. En dat een hagedis dit maar één keer in zijn leven kan doen. "Mama!!", riep ik. Mijn moeder kwam kijken naar mijn vondst en ik vroeg haar of het waar was dat een hagedis zijn staart kon loslaten. Ze verzekerde mij dat het zo was, maar verbood me om het uit te proberen. Dat was immers zielig. Als een hagedis maar één keer zijn staart kan loslaten, in geval van uiterste nood, mag je dit niet bij wijze van experiment en puur voor het vermaak testen. En ze liep weer weg om grote-mensendingen te doen. Gebiologeerd keek ik naar de hagedis. Zou het echt waar zijn, van die staart? En zou het echt maar één keer kunnen? Ik had toen nog niet door dat deze theorie op dat moment niet door mij te falsifieren zou zijn. Wanneer de staart immers zou loslaten als ik hem vastpakte, wist ik niet of het maar één keer kon. Waarschijnlijk zou de hagedis vluchten, en kon ik het dus niet nog eens proberen. En wanneer de staart niet losliet, wist ik niet of de hagedis hem uberhaupt zou kunnen loslaten. En toch... als hij losliet, wist ik dat het in ieder geval één keer kon. Hoe zou dat eruit zien? Nee, het mag niet. Mama heeft gezegd dat het zielig is.

...
(Zou het echt kunnen?)
...

Langzaam ging mijn kleine wijsvingertje in de richting van de staart. Van bovenaf benaderde ik de hagedis. En toen deed ik het. Ik legde mijn vinger op de staart van het beest. Hij schrok, en rende weg, de staart kronkelend onder mijn vinger achterlatend. Ik schrok ook. Het was echt zo! En toen besefte ik dat ik de hagedis had gebruikt om mijn nieuwsgierigheid te testen, en dat hij misschien hierdoor wel sneller dan noodzakelijk dood zou gaan. En dat was mijn schuld. Ik probeerde te doen alsof er niks gebeurd was en liep terug naar mijn familie, maar mijn beteuterde, schuldbewuste gezichtje verraadde me onmiddellijk. De dag erna was ik ziek. En de drie dagen erna volgden mijn zus en mijn ouders. Vier dagen lang zaten we ziek, zwak en misselijk vast op een camping in Italië. Te beroerd om iets te ondernemen. God straft onmiddellijk. Ook dat is een onderdeel van onze joods-christelijke traditie.

woensdag 9 maart 2011

Lente

Ken je dat gevoel? Een constante toevoer van kriebels, die ervoor zorgt dat je mondhoeken niet meer in hun neutrale stand willen blijven staan. Ze worden als door onzichtbare touwtjes naar boven getrokken. De zon schijnt, de vogels kwetteren, de verdorde blaadjes die van de bomen zijn gewaaid, fladderen over het dakterras heen en weer, bij iedere zachte windvlaag. En dat jij daar dan staat en terugdenkt aan dat ene moment. Je voelt dat het bloosrood opnieuw door de huid van je wangen naar buiten toe wil. En dan te bedenken dat je niet eens weet welk moment dat ene moment is geweest. Er is iets gebeurd, je weet niet wat, en wanneer precies, maar opeens is het daar. Een gevoel van onoverwinnelijkheid.

Zoals die ene keer, dat je als puber met je vriendengroep, tijdens een feest waarbij je niet meer volledig nuchter bent, besluit te gaan belletje-lellen bij die ene vervelende leraar. En dat een van je vrienden dan jouw fiets op slot zet, als je gillend probeert weg te vluchten nadat je hebt aangebeld, kan daar niet eens iets aan veranderen. Of die keer dat je voor het eerst met je vriendje naar de dodenherdenking kijkt, op televisie. En dat jullie dan, omdat hij zijn been heeft gebroken, een matras naar beneden slepen, een afschuwelijk grote schaal lasagna maken, en dan, liggend in de woonkamer, nog even wachten met eten om twee minuten stil te zijn. En dat je dan vervolgens ieder jaar uitkijkt naar 4 mei, omdat je ooit op dat moment zo gelukkig was. Of dat moment waarop je ziet dat twee meiden aan de lippen hangen van de jongen die jij leuk vindt. En dat je dan schijnbaar koel langsloopt, hoort dat hij ze een vraag stelt, en zonder blikken of blozen een antwoord geeft. Een fout antwoord, maar dat deert jou, de onaantastbare, niks. En dat je dan doorloopt, en op je terugweg (je loopt daar heus niet expres twee keer langs) hoort wat het antwoord op de vraag was, en dan uitdagend zegt: "Dat zei ik toch?". En dat je dan ziet dat hij jou ook wil.

Ja, zo voelde het ongeveer. Als dat moment waarop je samen in een bijna-uitverkochte, veel te warme theaterzaal zit. En dat je dan in de pauze al had besloten dat op het podium niet zomaar een verhaal, maar jouw verhaal wordt verteld. En dat dan na de pauze opeens 'jullie liedje' wordt gespeeld (en dat terwijl je helemaal niet houdt van stellen met een 'ons liedje'). En dat je elkaar dan aankijkt en verliefd bent. Allebei, op dezelfde en op elkaar.

Ja, zo was het.

dinsdag 1 maart 2011

Etty Hillesum en jongerencultuur

Een paar weken geleden was ik toeschouwer bij een toneelvoorstelling over Etty Hillesum. Of beter gezegd: een voorstelling geïnspireerd op haar dagboeken. Dagboeken van een jonge, intellectuele vrouw, die enerzijds worstelt met vraagstukken die passen bij haar levensfase, en anderzijds door de tijd waarin ze leeft wordt geconfronteerd met een blinde haat die ze probeert te begrijpen. In de aankondiging voor de voorstelling stond dat dit moderne stuk met een combinatie van film en theater een antwoord zou moeten geven op eigentijdse morele vraagstukken die in het leven van Etty Hillesum ook een rol hebben gespeeld.


Nieuwsgierig naar de manier waarop de theatermakers dit hadden uitgewerkt, ging ik naar de voorstelling. Het stuk begon met een  korte introductie van de actrice, die vertelde dat de tekst was geschreven door een jongeman, die voor in de zaal zat, en dat de voorstelling bestond uit een monoloog, afgewisseld met filmbeelden. Vervolgens begon de film te draaien, en zagen we de tekstschrijver, wachtend op een vliegveld om naar Auschwitz te gaan. Verveeld en melig friemelde hij wat aan zijn kopje, en sprak vervolgens lachend de woorden: "Ik verveel me. Zo zal Etty zich ook wel gevoeld hebben voor haar reis". De toon was direct gezet. Ik voelde dat deze eerste zin insloeg in de zaal. Daarna werd de voorstelling gespeeld. Het was een redelijke voorstelling, die me in principe niet zou zijn bijgebleven. Kwalitatief niet hoogstaand, inhoudelijk matig, redelijk geacteerd (voor zover ik dat kan beoordelen). Tussendoor werd nog een fragment geprojecteerd waarin een oude man met vier jongeren een lullig dansje staat te doen in Auschwitz, op het nummer 'I will survive'. En verder werd het verhaal van Etty verweven met het verhaal van een meisje dat door haar vader werd geslagen. Niet meer dan een redelijke voorstelling. Makkelijk te vergeten.

Totdat...

na de voorstelling een gesprek plaatsvond tussen een Etty Hillesum-kenner en de twee makers, waarin werd gevraagd naar de motieven om het stuk te maken en naar hun mening over de dagboeken van Etty. Toen werd het pas echt interessant. En schokkend. Dat niet iedereen even goed in staat is zich mondeling uit te drukken, is in principe geen probleem. Dat niet ieder woord of gebaar van tevoren doordacht is, kan ook een uiting van spontaniteit zijn. Maar de manier waarop deze twee jongeren hun verhaal vertelden, was bizar. De jongeman vertelde dat hij "eigenlijk nooit zoveel had met de Tweede Wereldoorlog", maar dat hij vond dat hij er toch een keer iets mee moest doen. Hij had de dagboeken van Etty gelezen, had de actrice ontmoet en "na een paar avonden met heel veel bier hebben we dit concept bedacht, weet je wel" (sprak hij tegen een vrouw van middelbare leeftijd). Er waren dingen "fucking niet normaal" en artistieke vrijheid gaat boven alles. Dat er misschien schokkende stukken in de voorstelling zaten, was niet hun probleem. Het leek niet uit te maken dat deze stukken inhoudelijk geen toegevoegde waarde hadden. In de zaal groeide langzaam de onrust. Met opgetrokken wenkbrauwen werden betekenisvolle blikken uitgewisseld in de zaal, en toen mijn moeder en ik gelijktijdig de fout in een uitdrukking van de schrijver verbeterden, stootte de man naast me mij aan en zei: "Ik zou ze haast aanraden de volgende keer bij de kleuterklas van mijn kleindochter op te treden. Wat een niveau!" In de rij voor ons zaten echter ook een paar studenten, die regelmatig instemmend knikten bij de opmerkingen van de makers. En zo broeide in de zaal de onrust, terwijl op het podium werd doorgegaan met het gesprek. Hoe meer onzin werd verkondigd, hoe meer er werd geschuifeld met voeten en onrustig werd geschoven in de stoelen. Totdat de actrice op gegeven moment zei: "laten we wel wezen, Etty was natuurlijk ook behoorlijk 'cuckoo'."

Als door een wesp gestoken stonden er mensen op in de zaal, pakten hun spullen en liepen weg. En meer. En nog meer. Nog voordat de makers goed en wel doorhadden wat er gebeurde, waren en zeker een man of dertig, veertig opgestaan. De actrice, die niet uitblonk in snuggerheid, zei nog: "Moet u nu al weg? Wat jammer". Pas na enige tijd begrepen ze dat de mensen niet opstonden om de bus te halen, maar dat het te maken had met wat ze hadden gezegd. De actrice vroeg jolig: "is het zo oninteressant?", waarop iemand in de zaal haar toebeet: "ja". En zo was in een paar minuten de sfeer omgeslagen, en was een ontvlambare sfeer ontstaan, waarin een groepsproces gaande was dat je maar zelden meemaakt. Er werd heftige kritiek geuit op het stuk, op de keuzes die de makers hadden gemaakt, en op de manier waarop ze omgingen met het gedachtegoed van Etty Hillesum, maar er werd ook bewonderend gesproken over de voorstelling. Er ontstonden verschillende kampen van voor- en tegenstanders. Wat in deze discussie precies is gezegd door beide kanten, is niet van belang. Wat mij echter fascineerde en niet losliet na deze avond, was het totale gebrek aan inlevingsvermogen en begrip bij de makers, zowel voor de inhoud van Etty's dagboeken en haar levensverhaal, als voor de kritiek uit de zaal. De afstandelijkheid waarmee ze praatten over de gebeurtenissen in Etty's leven en de lompheid richting de zaal, waar toch een groot aantal mensen zat dat zelf direct, of minstens indirect de invloed van de oorlog heeft meegemaakt, was stuitend.

Ik voelde een soort plaatsvervangende schaamte, omdat ik het gevoel had dat deze manier van communiceren kenmerkend is voor een jongerencultuur waarvan ik me sterk afvraag of ik erbij wil horen. De studenten in de rij voor me leken zich totaal niet te storen aan de manier van praten van de makers, die toch wat mij betreft een onvermogen tot aanpassing liet zien. Dat je als jongeren onderling praat met bijzinnen als "weet je wel" en "fucking ..." vind ik prima. Maar dat je niet kunt overschakelen op een ander soort taalgebruik wanneer je met oudere mensen in gesprek bent, vond ik respectloos. Een oudere man in de zaal die kanttekeningen had geplaatst bij de voorstelling en de vraag had gesteld waar de makers het recht vandaan meenden te halen om op deze manier met deze thematiek om te gaan, werd aangesproken met 'jij'. Bovendien werd zijn vraag niet beantwoord met een verantwoording van de (artistieke) keuzes die zijn gemaakt, maar afgedaan als een verschil in mening en smaak. Deze avond heeft bij mij vele vragen opgeroepen en heeft me op bepaalde punten een spiegel voorgehouden. Wij, jongeren van het eind van de 20e eeuw, hebben de oorlog alleen leren kennen in de geschiedenislessen op school en uit de verhalen van onze grootouders. De oorlog lijkt soms gereduceerd te worden tot een getal, het aantal Joden dat vermoord is, en wordt jaarlijk herdacht tijdens twee minuten. Maar hoeveel jongeren denken in die twee minuten eigenlijk aan oorlog? En maakt dat uit? Moet de oorlog op een bepaalde manier worden herdacht? Moet er op een bepaalde, respectvolle manier over worden gesproken? Of staan we er inmiddels zo ver vanaf dat ieder voor zich mag bepalen hoe hij/zij deze thematiek benadert, ongeacht of dit kwetsend of respectloos is? Ik heb geen definitief antwoord op deze vragen. Ik merkte alleen hoe zeer het me raakte dat er zonder gène en zonder gevoel werd gesproken over de oorlog, die zoveel mensen heeft geraakt. En hoe de schitterende, weldoordachte dagboeken van Etty met zo weinig inlevingsvermogen en begrip werden gebruikt voor het uiten van slechts een mening. Als een denderende trein over gevoelens van mensen. Ik vraag me af hoe Etty zich hierover zou hebben gevoeld.